Vaginisme

Primair en secundair vaginisme

Bij vaginisme is het niet mogelijk om gemeenschap te hebben. Het lukt dan niet om de penis in de vagina te krijgen. Soms lukt het ook niet om een vinger of tampon in te brengen.

Bij vaginisme is het belangrijk om onderscheid te maken tussen primair en secundair vaginisme.

Bij primair vaginisme is er eigenlijk sprake van een fobische angst voor penetratie. Het is dan nog nooit gelukt om iets in de vagina te brengen. Pogingen daartoe maakt dat de bekkenbodem op slot schiet en gevoelens van angst voor pijn of walging overheersen.

Bij secundair vaginisme is gemeenschap wel een aantal keren gelukt, maar was dit zo pijnlijk, dat bij de tweede of derde poging de bekkenbodem helemaal op slot schoot. Pijn staat dan het meest op de voorgrond.

Heel soms is er sprake van een anatomische afwijking, waardoor de vagina niet goed toegankelijk is. De huisarts, bekkenfysiotherapeut of gynaecoloog kan hiernaar kijken. Soms roept het idee van lichamelijk onderzoek veel angst op. Dit wordt dan pas in een latere instantie gedaan, na een aantal gesprekken.

Bij de behandeling van vaginisme wordt de bekkenfysiotherapeut betrokken. De behandeling is in de vorm van “geleide exposure”. Dat betekent dat je stapsgewijs leert om iets in je vagina toe te laten, te beginnen met een vinger. Meestal lukt het uiteindelijk wel om te vrijen, maar het kost moed en doorzettingsvermogen. Wel is het belangrijk om het doel van seks daarbij niet uit het oog te verliezen, en dat is seksueel plezier.